23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pasto.ər (K278a Stevensvennen)
|
pastoor [RND]
III-3-3
|
23296 |
pater |
pater (lat.):
pu.tər (K278a Stevensvennen)
|
pater [RND]
III-3-3
|
24856 |
perzikkruid |
vogelenvoet:
vōgǝlǝvut (K278a Stevensvennen)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (K278a Stevensvennen)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
polen (K278a Stevensvennen)
|
[Goossens 2c (1963)]
I-7
|
17991 |
pijn |
pijn:
pae.n (K278a Stevensvennen)
|
pijn [RND]
III-1-2
|
33495 |
pit, kern van fruit |
kern:
kɛən (K278a Stevensvennen)
|
[RND 07]
I-7
|
32647 |
ploegschaar |
mes:
mes (K278a Stevensvennen),
schalm:
sxalǝm (K278a Stevensvennen)
|
Het mesvormig ploegonderdeel dat bij het ploegen de voor van onderen lossnijdt. Het spitse uiteinde hiervan zit voor op de punt van de ploegzool. Oude keerploegen hadden een pijl- of hartvormige schaar; in aansluiting daarop werd links of rechts van de ploegzool het riester aangebracht. Bij andere oude ploegtypen was de schaar een licht gebogen driehoekige plaat, waarop een verstelbaar riester aansloot. Het snijdend onderstuk van deze schaar kon ook een afneembaar onderdeel zijn. Het door schaar en riester gevormde geheel was in dat geval drieledig. Bij latere ploegen zijn het riester en het daaraan voorafgaande, niet-snijdende deel van de oude schaar vervangen door een groot gebogen blad. Onder aan dit blad is de snede bevestigd. Van de onderstaande benamingen zijn grote en dikke schulp, grote schalm en groot schaar van toepassing op de oude driehoekige schaar en/of op de latere combinatie van mes en blad. Dit geldt in veel gevallen ook voor schulp, schalm en schaar. Voor wat (ploeg)mes en enige andere termen betreft, zie men ook wat aan het einde van het lemma kouter is opgemerkt. [JG 1a + 1b + 2c; JG 2a-1, 3; JG 2b-4, 2b; A 26 , 5 ; Lu 4 , 5 ; N 11, 31.I.b + 38; N 11A, 85c + 87a + 88a + 89a; L 1a-m; L 28, 40]
I-1
|
32665 |
ploegvoetje |
voet:
voet (K278a Stevensvennen)
|
De slede-achtige voorsteun van een voetploeg. In plaats van een slof kon aan deze voorsteun ook een wieltje bevestigd zijn (of worden). Zie hiervoor het volgende lemma. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2a-1, 4; N 11, 31.III.a + IV.b + V.a; N 11A, 92c]
I-1
|
21203 |
postbode |
facteur (fr.):
faktø͂ͅr (K278a Stevensvennen)
|
postbode [RND]
III-3-1
|