33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
ranen (K278a Stevensvennen)
|
[Goossens 2c (1963)]
I-7
|
19574 |
drinkglas |
pint:
pent (K278a Stevensvennen)
|
drinkglas [RND]
III-2-1
|
25128 |
droog weer |
droog:
drûûch (K278a Stevensvennen)
|
droog [RND]
III-4-4
|
21965 |
duivenhok |
duivenkot:
dǫu̯vǝkǫt (K278a Stevensvennen)
|
Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6
|
22090 |
duivenslag |
duivenkijker:
dǫu̯i̯vǝkei̯kǝr (K278a Stevensvennen)
|
Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6
|
17895 |
duwen |
duwen:
dāwə (K278a Stevensvennen)
|
duwen [RND]
III-1-2
|
20941 |
een boterham smeren |
bereiden:
bre̞ͅjə (K278a Stevensvennen)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
34532 |
een ei |
ei:
ɛ̄ (K278a Stevensvennen)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
34536 |
ei zonder schaal |
windei:
węndai̯ (K278a Stevensvennen)
|
Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.]
I-12
|
33605 |
enten |
griffelen:
grefijən (K278a Stevensvennen)
|
[RND 07]
I-7
|