33351 |
kalverstal |
kalverstal:
kǭvǝr[stal] (L378p Stevensweert)
|
De stal of de ruimte in de koestal waar de kalveren staan. Meestal is er geen afzonderlijke ruimte als kalverstal; de kalveren staan in een hoek van de koestal en deze hoek voor de kalveren wordt "kalverstal" genoemd. Vandaar dat n.a.v. de vraag "kalverstal" voor L 213, 248, 298, 381b, 386, Q 1, 113 en 202 koestal en voor L 270, 312, Q 34 en 102 stal werd opgegeven. Er zijn voor de kalverstal ook wel benamingen in gebruik, waaruit de leeftijd van de kalveren spreekt. Voor opgaven die een voor een kalf bestemde kist, bak, kooi e.d. betreffen, zie men het lemma "kalverhokje, kalverbak" (2.2.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden in paragraaf 1.2. [A 10, 9b; L 38, 25; monogr.; add. uit N 5A, 45a en 47b]
I-6
|
18725 |
kam |
kam:
kamp (L378p Stevensweert)
|
kam [SGV (1914)]
III-1-3
|
18564 |
kamerjas |
sjamberloek:
[Van Dale: sjamberloek (<Hd. < Turks yagmurlyk, regenmantel), kamerjapon voor heren, wijde huisjas met ceintuur]
sjamberlök (L378p Stevensweert)
|
kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18638 |
kamizool |
kamizooltje (<fr.):
kammzölke (L378p Stevensweert)
|
kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18724 |
kammen |
kammen:
kömme (L378p Stevensweert)
|
kammen (ww.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
24704 |
kamperfoelie |
kamperfoelie:
-
kamperfoelie (L378p Stevensweert)
|
kamperfoelie [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
21173 |
kanaal |
sloot:
sloeot (L378p Stevensweert)
|
vaart: Die vaart, dat meer is ondiep (met vaart wordt bedoeld een water dat ter bevaring dient....) [DC 20 (1951)]
III-3-1
|
20599 |
kandeel |
grog:
gro͂k (L378p Stevensweert)
|
kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23431 |
kandelaar op het altaar |
luchter:
luchters (L378p Stevensweert)
|
De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18677 |
kap van een lange schoudermantel |
kap:
kap (L378p Stevensweert)
|
kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|