24662 |
kattenstaart |
kattenstaart:
-
kattestert (L378p Stevensweert)
|
kattestaart [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
24179 |
kauw |
dool:
doal (L378p Stevensweert),
dooltje:
dø͂ͅlkə (L378p Stevensweert)
|
Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kauw (33 overal bekend; grijze nek en lichte ogen, rest zwart; broedt in gebouwen, schoorstenen en holle bomen; meestal in troepen; druk; roep [kja]; vaak tam gehouden [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20488 |
kauwen |
kauwen:
koawö (L378p Stevensweert)
|
kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17628 |
keel, strot |
keel:
kèl (L378p Stevensweert, ...
L378p Stevensweert),
strot:
stroat (L378p Stevensweert),
strōāt (L378p Stevensweert)
|
keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] || strot [SGV (1914)]
III-1-1
|
17686 |
keelgat |
keelsgat:
kéélsgaat (L378p Stevensweert)
|
keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24180 |
keep |
keep:
keep (L378p Stevensweert)
|
keep (14,5 man heeft oranje aan kop en borst, in het voorjaar zwarte kop en borst; vaak tussen vinken; alleen op trek en in winter; roep [wèèèèèk] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
32739 |
keerstrook, wendakker |
voordel:
vø̄zǝl (L378p Stevensweert)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
20054 |
keizerskroon |
keizerskroon:
ook: molleplant
keizerskroan (L378p Stevensweert),
mollenplant:
ook: keizerskroan
molleplant (L378p Stevensweert)
|
keizerskroon [DC 60a (1985)]
III-2-1
|
24181 |
kemphaan |
kemphaan:
kemphaan (L378p Stevensweert)
|
kemphaan (29 alleen langs de rivieren in weiland; mannetjes hebben in het voorjaar bonte veerkragen en houden gezamenlijke schijngevechten [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19053 |
kennen |
kennen:
kènne (L378p Stevensweert)
|
kennen [SGV (1914)]
III-1-4
|