id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17614 | neusgaten | neusgaten: naasgater (Stevensweert) | neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1 |
17613 | neusvleugel | neusvleugel: naasvleujgel (Stevensweert) | neusvleugel [DC 01 (1931)] III-1-1 |
20482 | nicht | nicht: nicht (Stevensweert, ... ) | nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)] III-2-2 |
17698 | nier | niertje: neerke (Stevensweert) | nier [N 10 (1961)] III-1-1 |
18094 | niersteen | niersteen: neerstein (Stevensweert) | Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
24716 | niet gedijen | niet aarden: NCDN áárt neet (Stevensweert), niet groeien: NCDN neet greujö (Stevensweert) | Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)] III-4-3 |
33447 | niet gehalveerde poortvleugel | slag: šlāx (Stevensweert) | Een scharnierende poort bestaat meestal uit twee vertikaal verdeelde planken helften of vleugels. Bedoeld wordt een poortvleugel die niet zelf nog eens gehalveerd is. Zie voor dit laatste het lemma "gehalveerde poortvleugel" (4.1.7). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18.c bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42a; monogr.] I-6 |
25172 | nieuwe maan | donkere maan: donkere moan (Stevensweert), nieuwe maan: nuu maon (Stevensweert) | maan [donkere ~] [SGV (1914)] || schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4 |
19052 | nieuws | nieuws: nuuts (Stevensweert) | nieuws [SGV (1914)] III-3-1 |
19010 | nieuwsgierig | nieuwsgierig: nuusjeirig (Stevensweert), Opm. sisklank. nuuschéĕrig (Stevensweert) | nieuwsgierig [SGV (1914)] || nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)] III-1-4 |