e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nieuwsgierig persoon nieuwsgierige neus: nuuschéérige naas (Stevensweert) kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)] III-1-1
niezen niesten: neeste (Stevensweert, ... ) niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)] III-1-2
nijdnagel nagelring: nagelriŋ (Stevensweert), spleetnagel: spleetnagel (Stevensweert) Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)] III-1-2
niks waard niks waard: wêrd (Stevensweert) waard (dat is niets ~) [SGV (1914)] III-3-1
nippen slurpen: slurpö (Stevensweert) Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)] III-2-3
noemen noemen: neume (Stevensweert) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
nok vorst: vēs (Stevensweert) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
nors kwaad-eweg: kwoadöwĕg (Stevensweert) norsch (barsch) [SGV (1914)] III-3-1
noten afslaan slaan: NCDN  sloan (Stevensweert) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] III-2-3
nylonkous nylon: nijlons (Stevensweert) nylonkousen [N 24 (1964)] III-1-3