e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ochtend (vanmorgen ochtend: mörge (Stevensweert), smörges (Stevensweert) s morgens) [DC 65 (1990)], [SGV (1914)] III-4-4
oever kant: kanjt (Stevensweert, ... ), kàntj (Stevensweert), (Einer plaats heel hier, op t oover, d.i. de vroegere oever der oude maas).  kantj (Stevensweert), schoor: ps. niet omgespeld!  sjāōr (Stevensweert) oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)] III-4-4
oeverzwaluw schoorzwalg: sjoorzwalg (Stevensweert), šjaorzwalg (oeverzwaluw) (Stevensweert) oeverzwaluw [DC 18 (1950)] || overzwaluw (12 lichtbruin boven, van onder wit; broedt met vele tegelijk in gaten in een steile zandkant; niet zo algemeen [N 09 (1961)] III-4-1
ogenblikje, korte tijd, eventjes ogenblikje: augeblikske (Stevensweert) ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4
okkernoot noot: neut (Stevensweert), noot (Stevensweert) noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] I-7
oksel oksel: oksel (Stevensweert) oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)] III-1-1
olie olie: oalie (Stevensweert), salade-olie: slaajaolie (Stevensweert) olie [SGV (1914)] || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)] III-2-3
olieverf olieverf: ǭli[verf] (Stevensweert) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
omarmen omarmvollen: oam-èrvölö (Stevensweert) omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)] III-1-2
omheinen tuinen: tūnǝ (Stevensweert) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8