e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omheining van ijzeren spijlen tuin: tūnǝ (Stevensweert) Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e] I-8
omheining van opstaande latjes tuin: tūnǝ (Stevensweert) Omheining getimmerd van opstaande latjes, meestal rond een tuin of hof. [A 25, 4d; monogr.] I-8
omheining van palen tuin: tūn (Stevensweert) Omheining van palen, verbonden door enkele latten of ruwe planken. [A 25, 4c; monogr.] I-8
omhelzen om de hals vallen: om den hāls vālle (Stevensweert) omhelzen [SGV (1914)] III-1-2
omslagdoek (alg.) plag: plak (Stevensweert) schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek onder mantel of jak sjerp: sjerp (Stevensweert) omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek over mantel of jak plag: plak (Stevensweert) omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
onderdeur onderdeur: oŋǝrdȳǝr (Stevensweert), ondervleugel: oŋǝrvlø̄gǝl (Stevensweert) Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.] I-6
ondereinde van de stam voet: NCDN  voot (Stevensweert) Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)] III-4-3
ondergoed ondergoed: ongergood (Stevensweert), ongergoot (Stevensweert), ŏngergood (Stevensweert), onderkleren: ŏngerkleijer (Stevensweert) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] || Onderkleding. Wat is in uw dialect het gewone woord voor onderkleding? [DC 62 (1987)] III-1-3