22849 |
onpaar |
onpaar:
(Meestal: homp).
onpaar (L378p Stevensweert)
|
onpaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
20922 |
onrijp |
groen:
gruèn fruit ête (L378p Stevensweert),
NCDN
greun (L378p Stevensweert),
onrijp:
NCDN
oanrīēp (L378p Stevensweert)
|
fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)] || Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
groen:
NCDN
greun (L378p Stevensweert),
onrijp:
onriep (L378p Stevensweert),
NCDN
oanrīēp* (L378p Stevensweert)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)] || onrijp [SGV (1914)]
I-7
|
25175 |
onstuimige lucht |
grillige lucht:
grellige locht (L378p Stevensweert),
rouwe lucht:
’n roe log (L378p Stevensweert)
|
onstuimige, woest bewolkte lucht [grellig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
20581 |
ontbijt |
koffiedrinken, het -:
allen dezelfde tijd behalve: de boeren drinken in de zomer om 6 en 9 uur koffie
koffiedrinken (L378p Stevensweert)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 8 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
18040 |
ontsteking |
ontsteking:
oantstééking (L378p Stevensweert)
|
Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33544 |
onvolgroeide vrucht |
onvoorgroeide vrucht:
NCDN
oanvörgreujdö vröch* (L378p Stevensweert)
|
Een onvolgroeide vrucht (krots, gast). [N 82 (1981)]
I-7
|
34151 |
onvruchtbare koe |
guste koe:
gustǝ ku (L378p Stevensweert)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
25119 |
onweersbui |
donderbui:
donderbuuj (L378p Stevensweert),
donderschuil:
dondersjoel (L378p Stevensweert),
’n dondersjoel (L378p Stevensweert),
onweersbui:
onwêrsbuuj (L378p Stevensweert),
onweerschuil:
onwèrsjoel (L378p Stevensweert)
|
donderbui [SGV (1914)] || onweersbui [SGV (1914)] || onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25176 |
onweerx |
donderweer:
dōnder wèr (L378p Stevensweert),
onweer:
ōn wèr (L378p Stevensweert)
|
onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|