20572 |
peuzelen |
peuzelen:
pêûzölö (L378p Stevensweert)
|
peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24224 |
piepen |
sjierpen:
sjierpö (L378p Stevensweert)
|
een zacht piepend geluid geven, gezegd van vogels (sjirpen, tjilpen, tjerpen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
17991 |
pijn |
pijn:
pien (L378p Stevensweert)
|
mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
17992 |
pijnscheut |
kramp:
kramp (L378p Stevensweert),
kriebeling:
kriĕböling (L378p Stevensweert),
kriemeling:
kirmöling (L378p Stevensweert),
pijn in de zij:
[0 - pijn in zijde: gn.lm.]
pien in de sie (L378p Stevensweert),
scheut:
[-> lm. pijnscheut, rk]
he kreeg unne sjeut (L378p Stevensweert)
|
Een plotseling optredende, lang aanhoudende spierkramp die bij een bepaalde beweging, meestal aan 1 zijde, in de lendenspieren optreed? (Nederlands: spit) [DC 60 (1985)] || Een steek in de zij? ( is vaak het gevolg van hardlopen) [DC 60 (1985)] || Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24225 |
pimpelmees |
bijmees:
biemees (L378p Stevensweert),
blauwmees:
blauwmees (L378p Stevensweert),
pimpelmees:
pimpelmees (L378p Stevensweert),
pimpeltje:
pimpelke (L378p Stevensweert)
|
Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] || pimpelmees || pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17670 |
pink |
pink:
pink (L378p Stevensweert)
|
Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24881 |
pinksterbloem |
fletje:
-
fletje (L378p Stevensweert),
violetje:
flɛtjǝ (L378p Stevensweert)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|
23287 |
pinksteren |
pinksten:
Pinkste (L378p Stevensweert)
|
Pinksteren [SGV (1914)]
III-3-3
|
20060 |
pioen |
balroos:
(roeos=roos)
balroeos (L378p Stevensweert),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
balroos (L378p Stevensweert)
|
[DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)]
I-7, III-2-1
|
24364 |
pissebed |
keldervarkentje:
WLD
kèldör vèrkskö (L378p Stevensweert),
molenvarkentje:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
mueuleverkske (L378p Stevensweert)
|
Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|