18221 |
pronken |
pronken:
pronke (L378p Stevensweert, ...
L378p Stevensweert)
|
prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)]
III-1-3
|
20506 |
proosten |
klinken:
klinkö (L378p Stevensweert)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22310 |
proppenschieter |
proppenschieter:
proppesjeeter (L378p Stevensweert)
|
Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
warenhoekje:
wārəhø̄kskə (L378p Stevensweert)
|
voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)]
III-2-1
|
20568 |
pruimen |
pruimen:
prōēmö (L378p Stevensweert)
|
pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21354 |
pruis |
pruis:
Pruus (L378p Stevensweert)
|
Pruis [SGV (1914)]
III-3-1
|
21355 |
pruisen |
pruisen:
Pruuse (L378p Stevensweert)
|
Pruisen (land) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18908 |
prutser |
sukkelaar:
sŭkkeléĕr (L378p Stevensweert)
|
sukkelaar [SGV (1914)]
III-1-4
|
20578 |
pruttelen |
rurken:
reurkö (L378p Stevensweert)
|
Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30687 |
puimsteen |
puimsteen:
pømstęjnǝ (L378p Stevensweert)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|