18686 |
sjerp |
schoudersjerp:
sjouwersjerp (L378p Stevensweert)
|
sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33550 |
sla, algemeen |
hoofden:
heujer (L378p Stevensweert)
|
kroppen sla
I-7
|
17870 |
slaan |
slaan:
slaon (L378p Stevensweert, ...
L378p Stevensweert),
slaon dich ōm dien oire (L378p Stevensweert),
sloane (L378p Stevensweert),
slèch (L378p Stevensweert)
|
ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
III-1-2
|
17744 |
slaap |
slaap:
sloap (L378p Stevensweert)
|
Slaap: de behoefte aan volkomen rust van de zintuigen en het bewust zijn (slaap, vaak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18596 |
slaapmuts |
slaapmuts:
slaopmuts (L378p Stevensweert)
|
slaapmuts [pietermöts [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20303 |
slabbetje, spuugdoekje |
zeverlapje:
zeiverlepke (L378p Stevensweert)
|
slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-2-2
|
25342 |
slachten |
slachten:
slaxtǝ (L378p Stevensweert)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
25426 |
slachthout |
kromhout:
kromphǫwt (L378p Stevensweert)
|
Het stuk hout waaraan het geslachte dier ter verdere verwerking wordt opgehangen. De semantische overeenkomst met "spanhout" is vrij groot, omdat het spanhout en het slachthout tegelijk de functie kunnen hebben het "dichtklappen" van het dier te voorkomen. Toch zijn beide begrippen in twee aparte lemmata verwerkt. Zie ook het lemma ''spanhout''. [N 28, 64; N 28, 66; N 5aII, 62b]
II-1
|
17871 |
slag |
opneuker:
opnöker (L378p Stevensweert),
slag:
slaag (L378p Stevensweert),
slĕk (L378p Stevensweert),
veeg:
vèèch (L378p Stevensweert)
|
muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)] || slag, klap, stomp [SGV (1914)] || Slag, klap: een slaande beweging met het doel om te treffen (gleer, smijt, klets, wiks, batter, bats, veeg, ketter, maai). [N 84 (1981)] || slagen (mv) [SGV (1914)]
III-1-2
|
24375 |
slak |
slak:
slek (L378p Stevensweert),
slĕk (L378p Stevensweert, ...
L378p Stevensweert),
sneger:
kleine grijze slak
snêger (L378p Stevensweert)
|
slak [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] || slak, alg. [SGV (1914)] || slak, soort [SGV (1914)]
III-4-2
|