33639 |
splijtkool |
splijtkool:
-
splijtkool (L378p Stevensweert)
|
I-7
|
24706 |
splitsing van de stam |
gaffel:
NCDN
gàfföl (L378p Stevensweert)
|
Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
23327 |
spoken |
spoken:
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
spôake (L378p Stevensweert)
|
spoken (mv.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
23328 |
spoken (ww.) |
spoken:
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
spôake (L378p Stevensweert)
|
spoken (ww.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
19806 |
spons |
spons:
spons (L378p Stevensweert)
|
spons om ruiten mee schoon te maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
23329 |
spook |
spook:
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
spôak (L378p Stevensweert)
|
spook [SGV (1914)]
III-3-3
|
34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝspø̄r (L378p Stevensweert)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
19707 |
sport van een stoel |
sproot:
sprōͅt (L378p Stevensweert)
|
ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)]
III-2-1
|
20449 |
spotnaam voor hoge hoed |
hondskooi:
hönskooj (L378p Stevensweert),
stovenpijp:
stoovepiep (L378p Stevensweert)
|
hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
19359 |
spotten |
voor de gek houden:
vūĕr de gek hoaje (L378p Stevensweert)
|
spotten [SGV (1914)]
III-1-4
|