17851 |
struikelen |
struikelen:
struukele (L378p Stevensweert),
strūūkölö (L378p Stevensweert)
|
struikelen [SGV (1914)] || Struikelen: vallen of bijna vallen door met de voet tegen iets aan te stoten of door een misstap (struikelen, strommelen, stronkelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18072 |
struma |
struma:
strŭŭmàà (L378p Stevensweert)
|
Struma: gezwel aan de hals, als gevolg van vergroting van de schildklier (krop, struma, kropziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25138 |
stuifsneeuw |
fijne sneeuw:
fiene sniè (L378p Stevensweert),
stuifsneeuw:
stuuf sniè (L378p Stevensweert)
|
fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24932 |
stuifzand |
stuifzand:
stŭŭfzántj (L378p Stevensweert)
|
stuifzand, zeer fijn zand dat gemakkelijk stuift [vliegzand, stobber] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22362 |
stuiken |
stuiken:
(= stuiten).
stoeke (L378p Stevensweert),
ps. invuller geeft geen antwoord op de zin.
stoeke (L378p Stevensweert)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || stuiken [knikkers ~ in een kuiltje] [SGV (1914)]
III-3-2
|
18061 |
stuipen |
stuipen:
stūūpö (L378p Stevensweert),
stūūpö höbbö (L378p Stevensweert)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)] || stuipen: Plotselinge spiersamentrekkingen, vaak samen met bewustloosheid; stuipen (stuipen, gaven, convulsies). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17642 |
stuitbeen |
staartje:
stertje (L378p Stevensweert)
|
stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stuiven:
stuuve (L378p Stevensweert),
’t begint te stuuve (L378p Stevensweert),
’t begint te stuven (L378p Stevensweert)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] || stuiven [SGV (1914)]
III-4-4
|
21377 |
stuiver |
hollandse knab:
einen Hollansch knap (L378p Stevensweert),
stuiver:
stuuver (L378p Stevensweert)
|
stuiver [SGV (1914)]
III-3-1
|
20847 |
suiker |
suiker:
sokker (L378p Stevensweert)
|
suiker [SGV (1914)]
III-2-3
|