e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uier uier: ȳi̯ǝr (Stevensweert) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uierkwartier deem: dēm (Stevensweert) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uil uil: uul (Stevensweert) uil [SGV (1914)] III-4-1
uitgaanskleren betere kleren: béter kleijer (Stevensweert) De kleren die men draagt als men uit gaat. [DC 62 (1987)] III-1-3
uitgegraven dennenwortel boks: boks (Stevensweert), dennenboks: dɛnǝboks (Stevensweert) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uitglijden uitlitsen: ōētlitse (Stevensweert) uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uithoren uitvragen: oetvroage (Stevensweert) uitvorschen [SGV (1914)] III-3-1
uitneembaar frontje frontje: fröntje (Stevensweert) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] III-1-3
uitschelden schelden: schĕlle (Stevensweert) schelden [SGV (1914)] III-3-1
uitslag onder de neus uitslag: ōētsláách (Stevensweert) Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast). [N 84 (1981)] III-1-2