33631 |
waterput |
pomp:
pōmp (L378p Stevensweert),
put:
pøͅt (L378p Stevensweert, ...
L378p Stevensweert,
L378p Stevensweert,
L378p Stevensweert),
waterput:
wātərpøͅt (L378p Stevensweert)
|
[DC 21 (1952)] [DC 21 (1952)] [Roukens 03 (1937)] [SGV (1914)] [Willems (1885)]
I-7
|
24275 |
watersnip |
watersnep:
watersnep (L378p Stevensweert)
|
watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24398 |
waterspin |
waterloper:
waterlöper (L378p Stevensweert),
waterspin:
waterspin (L378p Stevensweert)
|
waterspin [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18123 |
waterzucht |
water:
öt wāātör höbbö (L378p Stevensweert)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20542 |
wecken |
wecken:
wéikkö (L378p Stevensweert)
|
wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20435 |
weduwe |
widvrouw:
witvrouw (L378p Stevensweert, ...
L378p Stevensweert),
witvrow (L378p Stevensweert)
|
weduwe [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
widman:
witman (L378p Stevensweert, ...
L378p Stevensweert),
witmannə (L378p Stevensweert)
|
weduwnaar [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
29145 |
weefkamer |
weefkamer:
weefkamer (L378p Stevensweert)
|
De kamer of het vertrek waarin geweven wordt en waar het spinnewiel of de weefstoel staat. Dat kan de keuken, de opkamer, de naaikamer of een kamer(tje) zijn. In dit lemma gaat het om een weefruimte in het huis. [N 39, 4; N 5A (I]
II-7
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
stof (L378p Stevensweert)
|
stof (étoffe) [SGV (1914)]
III-1-3
|
21279 |
weelde |
weeld:
wêlj (L378p Stevensweert)
|
weelde [SGV (1914)]
III-3-1
|