19969 |
wieg |
wieg:
weeg (L378p Stevensweert),
wēx (L378p Stevensweert)
|
Het rondsel bovenaan de koning, dat in het aswiel grijpt. Zie ook afb. 64.17 en 58. [N O, 50e; A 42A, 103; Sche 39; A 42A, 13; A 42A, 11; N O, 14a] || wieg [SGV (1914)]
II-3, III-2-2
|
34574 |
wiel |
rad:
rāt (L378p Stevensweert),
meervoud
rāi̯.ǝr (L378p Stevensweert)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
31573 |
wielband |
beslag:
bǝslāx (L378p Stevensweert)
|
De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.]
II-11
|
24276 |
wielewaal |
gouden merel:
gouje mērəl (L378p Stevensweert),
goujemêrel (L378p Stevensweert),
gouden merling:
gouje mērliŋk (L378p Stevensweert),
goudmerel:
goudmërel (L378p Stevensweert)
|
Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)] || wielewaal [SGV (1914)] || wielewaal (24 schuwe zomervogel in boomkruinen; man prachtig geelzwart, prachtig gevlochten nest; opvallende roep [duu-de-luo] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33461 |
wigvormig sluithout |
deurkijl:
dȳǝrkil (L378p Stevensweert),
sluitkiel:
slūtkil (L378p Stevensweert)
|
Een wigvormig stuk hout dat men door een metalen ring op de deurstijl steekt en dat aldus de deur tegen de deurstijl sluit. [N 4A, 46]
I-6
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
caban (fr.):
kabbōa (L378p Stevensweert)
|
regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23295 |
wijden |
wijden:
wieje (L378p Stevensweert)
|
wijden [SGV (1914)]
III-3-3
|
20852 |
wijn |
wijn:
wien (L378p Stevensweert)
|
wijn [SGV (1914)]
III-2-3
|
20825 |
wijnazijn |
wijnazijn:
wienazien (L378p Stevensweert)
|
wijnazijn [SGV (1914)]
III-2-3
|
33524 |
wijnstok, wingerd |
druivenwingerd:
droevevinger (L378p Stevensweert, ...
L378p Stevensweert),
wingerd:
NCDN
wingört (L378p Stevensweert)
|
[SGV (1914)]De klimplant met handvormige bladeren en groenwitte bloempjes de de wijndruif levert (wijnrank, wingerd, wijger, vijger, wijgert, driveger), [N 82 (1981)] || wingerd [SGV (1914)]
I-7
|