e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

Gevonden: 3124
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zure haring zure haring: zŏĕrö hi-öring (Stevensweert) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zure oprisping zuurbranden, het -: zoer branje (Stevensweert), zōēr branje (Stevensweert) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuster zuster: (op de Uo van hUor, hoort nog een horizontalestreep).  zöstĕr (Stevensweert), neen  zeuster (Stevensweert), niet bekend  zustər (Stevensweert) zuster [haar] [SGV (1914)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] III-2-2
zuur oprispen branden, zuur -: zoer branje (Stevensweert), zōēr branje (Stevensweert) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuurbes zuurbes: NCDN  zūīrbès (Stevensweert) Zuurbes: gedoornde struik, 1-2 m hoog; geelgrauwe takken, heeft gele kogelvormige bloemen in tot 4 cm lange trossen; scharlakenrode bessen, langwerpig en 8-13 mm lang die ook s winters nog aan de struik staan (berberissen, barbarinneke, versilts, kweedoo [N 82 (1981)] III-4-3
zuurdeeg maken desemen: dęjsǝmǝ (Stevensweert) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1
zuurkool zuurkool: zoerkôal (Stevensweert) zuurkool [SGV (1914)] III-2-3
zwaaien zwaaien: zwĕje (Stevensweert), zwingelen: zwingölö (Stevensweert) zwaaien [SGV (1914)] || Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)] III-1-2
zwaan, algemeen wilde zwaan: wilj zwaan (Stevensweert) wilde zwaan (152 geen knobbel op de snavel; gele snavel; rechte nek [N 09 (1961)] III-4-1
zwaar verkouden duchtig verkoud: duchtig verkoatj (Stevensweert), zwaar verkoud: zwoar verkoatj (Stevensweert) Zware verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)] III-1-2