id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20518 | zure haring | zure haring: zŏĕrö hi-öring (Stevensweert) | rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3 |
18032 | zure oprisping | zuurbranden, het -: zoer branje (Stevensweert), zōēr branje (Stevensweert) | oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2 |
20336 | zuster | zuster: (op de Uo van hUor, hoort nog een horizontalestreep). zöstĕr (Stevensweert), neen zeuster (Stevensweert), niet bekend zustər (Stevensweert) | zuster [haar] [SGV (1914)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] III-2-2 |
18033 | zuur oprispen | branden, zuur -: zoer branje (Stevensweert), zōēr branje (Stevensweert) | oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2 |
24730 | zuurbes | zuurbes: NCDN zūīrbès (Stevensweert) | Zuurbes: gedoornde struik, 1-2 m hoog; geelgrauwe takken, heeft gele kogelvormige bloemen in tot 4 cm lange trossen; scharlakenrode bessen, langwerpig en 8-13 mm lang die ook s winters nog aan de struik staan (berberissen, barbarinneke, versilts, kweedoo [N 82 (1981)] III-4-3 |
25555 | zuurdeeg maken | desemen: dęjsǝmǝ (Stevensweert) | Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1 |
20679 | zuurkool | zuurkool: zoerkôal (Stevensweert) | zuurkool [SGV (1914)] III-2-3 |
17883 | zwaaien | zwaaien: zwĕje (Stevensweert), zwingelen: zwingölö (Stevensweert) | zwaaien [SGV (1914)] || Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
24284 | zwaan, algemeen | wilde zwaan: wilj zwaan (Stevensweert) | wilde zwaan (152 geen knobbel op de snavel; gele snavel; rechte nek [N 09 (1961)] III-4-1 |
18075 | zwaar verkouden | duchtig verkoud: duchtig verkoatj (Stevensweert), zwaar verkoud: zwoar verkoatj (Stevensweert) | Zware verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)] III-1-2 |