18654 |
cape |
omhanger:
omhenger (L378p Stevensweert)
|
cape, grote ~, versierd met kant, strikken en fluwelen garnering [umhanger] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18557 |
capuchon |
cape (eng.):
keep (L378p Stevensweert),
kap:
kap (L378p Stevensweert)
|
capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18067 |
cariës |
tandbederf:
tàntjbödèrf (L378p Stevensweert)
|
Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, cariës). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21307 |
cavalier |
cavalier (fr.):
cavelier (L378p Stevensweert)
|
Cavelier [SGV (1914)]
III-3-1
|
28448 |
cel |
cel:
sɛl (L378p Stevensweert)
|
Zeshoekige opening in de raat. De cel dient voor het uitbroeden van de larven of voor het bergen van honing en stuifmeel. De wijdte tussen de evenwijdige wanden wisselt naar de bijensoort en de ouderdom der raat van 4,74 mm tot 5,50 mm. De normale diepte is 12 mm maar ze kan ook wat minder zijn. [L 1a-m; S 3; Ge 37, 56]
II-6
|
20837 |
cervelaatworst |
droogworst:
gedroogde vleesworst
dreugwoos (L378p Stevensweert)
|
droogworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
18824 |
chagrijn |
chagrijn:
(ng; als in jongen).
chagring (L378p Stevensweert)
|
chagrijn [SGV (1914)]
III-1-4
|
20545 |
cichorei |
suikerij:
(naar a).
sokerei (L378p Stevensweert),
surrogaat:
surrogaat (L378p Stevensweert, ...
L378p Stevensweert)
|
cichorei [SGV (1914)] || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)]
I-7, III-2-3
|
25000 |
cirkel, kring |
cirkel:
cirkel (L378p Stevensweert)
|
cirkel [SGV (1914)]
III-4-4
|
33476 |
cirkelvormig raam |
uilegat:
ylǝgāt (L378p Stevensweert)
|
Een raam in de vorm van een cirkel, meestal aan de stallen. Vanwege de ronde vorm kunnen de benamingen gelijk zijn aan die voor (onbeglaasde) ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). De meeste benamingen betreffen de vorm, sommige ook de functie (belichting en beluchting). [N 4, 52; N 4A, 38b]
I-6
|