18062 |
de stuipen hebben |
de stuipen hebben:
stūūpö höbbö (L378p Stevensweert)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19859 |
de tafel dekken |
dekken:
deikö (L378p Stevensweert)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
22706 |
de vier zijden van een bikkelbeentje |
buik:
wanneer het beentje met de bolle kant naar boven lag
buuke (L378p Stevensweert),
kuil:
wanneer het beentje met het gaatje naar boven lag
kuule (L378p Stevensweert)
|
Kent u nog andere termen uit het spel? Wat betekenen ze? [N R (1968)]
III-3-2
|
19640 |
de was blauwen |
(de) was blauwen:
de was blaŭwe (L378p Stevensweert)
|
blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
bleike (L378p Stevensweert)
|
het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19437 |
de was spoelen |
spoelen:
speule (L378p Stevensweert)
|
spoelen [SGV (1914)]
III-2-1
|
20808 |
deeg |
deeg:
deig (L378p Stevensweert)
|
deeg [SGV (1914)]
III-2-3
|
25548 |
deeg kneden |
kneden:
knējǝ (L378p Stevensweert),
knē̜jǝ (L378p Stevensweert)
|
Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41]
II-1
|
18910 |
degelijk |
grondig:
grŭnjig (L378p Stevensweert)
|
grondig [SGV (1914)]
III-1-4
|
24407 |
dekken |
dekken:
WLD Franse "fais
déékkö (L378p Stevensweert)
|
Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|