17941 |
druk heen en weer lopen |
redderen:
rèddere (L378p Stevensweert)
|
lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17896 |
drukken |
drukken:
hèl drökö (L378p Stevensweert)
|
Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19274 |
drukte, gedoe |
gedoens:
gedoons (L378p Stevensweert)
|
gedoente [SGV (1914)]
III-1-4
|
33731 |
dubbel sierhek |
stanketsel:
stankɛtsǝl (L378p Stevensweert)
|
Dubbel sierhek dat toegang geeft tot een boerenhofstee of buitenplaats. [A 25, 5f; L 19B, 6]
I-8
|
33446 |
dubbele toegangspoort van een gesloten erf |
dubbelpoort:
dø̜bǝlpōrt (L378p Stevensweert),
opvaart:
ǫp˲vārt (L378p Stevensweert)
|
De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.]
I-6
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
doef (L378p Stevensweert)
|
Duif [SGV (1914)]
III-3-2
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
doef (L378p Stevensweert)
|
Duif [SGV (1914)]
III-4-1
|
17666 |
duim |
duim:
doem (L378p Stevensweert)
|
duim [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18689 |
duimeling |
duimeling:
doemeling (L378p Stevensweert)
|
hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24921 |
duin |
zandheuvel:
zàntjheuvöl (L378p Stevensweert)
|
duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)]
III-4-4
|