34247 |
afgeroomde melk |
spoeling:
spø̄leŋ (L378p Stevensweert)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
18381 |
afgesneden laars |
vlagstevel:
vlagsteevel (L378p Stevensweert)
|
laars, afgesneden ~ [vlaglaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17583 |
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) |
pony:
ponnie (L378p Stevensweert)
|
haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24920 |
afkalven |
afkalven:
ááfkàlvö (L378p Stevensweert)
|
afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20528 |
afkoken |
kort:
kort (L378p Stevensweert)
|
Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20473 |
afkomst |
afkomst:
aafkoms (L378p Stevensweert)
|
afkomst [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17722 |
afloeren, bespieden |
afloeren:
aaflōēre (L378p Stevensweert)
|
kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19872 |
afrikaantje |
afrikaantje:
-
afrikaantjê (L378p Stevensweert)
|
Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [DC 60a (1985)]
III-2-1
|
33485 |
afslaan, van noten |
slaan:
NCDN
sloan* (L378p Stevensweert)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
I-7
|
33313 |
aftrekken (met de hand) |
kruiden:
krui̯ǝ (L378p Stevensweert)
|
Het uit de grond trekken van konijnevoer, onkruid, e.d., zonder dat daarbij gereedschap wordt gebruikt. [N Q, 11c]
I-5
|