e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

Gevonden: 3124
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gierzwaluw gierzwalg: gierzwalg (Stevensweert), scheerzwalg: sjérzwalg (Stevensweert) gierzwaluw [DC 18 (1950)] || gierzwaluw (16,5 zwartbruin; sikkelvleugels; broedt in muurgaten en onder dakpannen; veel in de stad; druktemaker; roep luid [wieieie, wieieie] [N 09 (1961)] III-4-1
gieten, hard regenen klateren: klateren, ’t raegent det ’t klatert (Stevensweert) hard regenen, het regent hard [DC 30 (1958)] III-4-4
gieter spuit: spuit (Stevensweert) gieter [SGV (1914)] III-2-1
gif vergif: vörgif (Stevensweert) Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 84 (1981)] III-1-2
gispen, geselen zwepen: zwiĕpö (Stevensweert) slaan, Met een tak of zweep ~ (gipsen). [N 84 (1981)] III-1-2
gist gist: gęs (Stevensweert), gɛs (Stevensweert) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] II-1
glad, glijdend glad: (Glaate voor v???).  glaat (Stevensweert) glad [SGV (1914)] III-4-4
glazig glazerig: glazörich (Stevensweert) glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3
glazuur email: eemàj (Stevensweert), glazuur: gláázŭŭr (Stevensweert) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email). [N 84 (1981)] III-1-1
gleiswerk aardewerk: ē̜rdǝwęrk (Stevensweert) Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.] II-8