33096 |
spits, kop van de mijt |
kap:
kap (P058p Stevoort)
|
Het bovenste stukje van het dak van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
32749 |
spitten |
graven:
grǭvǝ (P058p Stevoort)
|
In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.]
I-1
|
34582 |
sporten |
sproten:
sprō.ǝtǝ (P058p Stevoort)
|
De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b]
I-13
|
21352 |
spreken, praten |
klappen:
klappe (P058p Stevoort),
ni haiət klappe (P058p Stevoort),
ni te hoat klappe (P058p Stevoort),
stillekes klappe! (P058p Stevoort),
spreken:
stillekes sprieəke (P058p Stevoort)
|
Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
17818 |
springen |
springen:
spreenge (P058p Stevoort),
sprènge (P058p Stevoort)
|
springen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
34055 |
springstier |
springvar:
sprɛ.ŋk˲vɛ̄r (P058p Stevoort)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
21545 |
sprookje |
kinderprent:
koengerprent (P058p Stevoort)
|
hoe heet een kindervertelsel ? kent ge nog een woord sage ? (uitspraak) [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
26423 |
staakijzer van de watermolen |
as:
as (P058p Stevoort),
staakijzer:
stǭkęǝzǝr (P058p Stevoort)
|
Bij watermolens een loodrecht staande, zware spil die aan de bovenzijde met een nok in het gat van de rijn van de loper past en aan de onderzijde in een op een beweegbare balk staande ijzeren pot draait. Op het staakijzer is een rondsel gemonteerd. Het geheel bevindt zich bij watermolens meestal onder de molenstenen. Achter het plaatscodenummer is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer in de betreffende plaats is vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de windmolenɛ.' [Vds 82; Jan 104; Coe 90; Grof 103; A 42A, 14; A 42A, 22; N D, 14]
II-3
|
20125 |
staart |
staart:
stat (P058p Stevoort, ...
P058p Stevoort)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-9
|
24250 |
staartmees |
keesmus:
kiêzemus (P058p Stevoort),
langstaart:
lankstat (P058p Stevoort)
|
staartmees
III-4-1
|