34080 |
brede tanden |
brede tanden:
brīi̯ tāǝn (P058p Stevoort)
|
Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c]
I-11
|
33138 |
breeddorser |
breeddorser:
brē.dǫsǝr (P058p Stevoort)
|
Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
18786 |
breien |
strikken:
strikke (P058p Stevoort),
kose : o klank
kōse strikke (P058p Stevoort)
|
Kousen breien. [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
18787 |
breinaald |
strikijzer:
strikijzers (P058p Stevoort, ...
P058p Stevoort)
|
Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
26635 |
breken, pletten |
pletteren:
plɛtǝrǝ (P058p Stevoort)
|
Haver met behulp van de haverpletter bewerken. In dit lemma is geen onderscheid gemaakt tussen enerzijds haver breken en haver pletten. Coenen (pag. 163) merkt over beide begrippen op: ø̄Als de boer de haver grof wenste, dan brak de molenaar ze, haver die gepletterd werd, was fijn.ø̄ [Vds 238; Jan 246; Jan 247; Coe 222; Grof 251]
II-3
|
26589 |
breken, snijden |
breken:
brēǝkǝ (P058p Stevoort)
|
De bewerking die de graankorrel ondergaat op het snijvlak van de molensteen. Zie ook het lemma ɛbreken, plettenɛ. Het betreft daar het grof malen van haver met behulp van de haverpletter.' [N O, 36c; Vds 189]
II-3
|
18392 |
bretel |
bretel (<fr.):
pertelle (P058p Stevoort)
|
draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
breu:k (P058p Stevoort),
breuk (P058p Stevoort)
|
hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
21250 |
brief |
brief:
bri:f (P058p Stevoort)
|
brief [RND]
III-3-1
|
33840 |
briesen |
pruisen:
prǭ.sǝ (P058p Stevoort)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|