e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevoort

Overzicht

Gevonden: 1951
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderen donderen: dondere (Stevoort, ... ), donnere (Stevoort, ... ) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donderwolk donderwolk: donderwollek (Stevoort) donderwolk [ZND 33 (1940)] III-4-4
donderx donder: donder (Stevoort, ... ), donner (Stevoort, ... ) donder [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donker worden, duisteren avond worden: t wat avond (Stevoort) Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] III-4-4
donker, duisterx donker: doenkel (Stevoort), doenker (Stevoort), duister: duiəster (Stevoort) (`t is hier) donker [ZND 23 (1937)] III-4-4
dons, nestveren dons: dōns (Stevoort), duivelshaar: duvelshoër (Stevoort) dons [ZND 35 (1941)] III-4-1
dood (adj. schertsend bedoeld het is een vogel voor de kat: znd 23, 022b;  ’t es ne vogel veur de kat (Stevoort), hij is pieringen vangen: znd 23, 022b;  hee is pieringe vange (Stevoort), hij is r.i.p.: znd 23, 022b;  hee is rippi (Stevoort) dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (adj.) dood: znd 23, 022a;  doet (Stevoort) dood; hij is - [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (bn.) dood: dŏĕt (Stevoort) dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  doet (Stevoort) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2