e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevoort

Overzicht

Gevonden: 1951
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
karsteun achterste stek: ɛstǝ stɛk (Stevoort), stek: stɛk (Stevoort), (mv)  stɛkǝ (Stevoort) Steun die onder de kar geplaatst wordt bij het laden en lossen. Er zijn drie types karsteunen, die over het algemeen dezelfde benamingen hebben: een zware, T-vormige steun die de voorkant van de kar ondersteunt en die bij het rijden onder de schoot wordt opgehangen, een lichtere steun die voorkomt dat de kar bij het laden en lossen naar achter omkipt en die bij het rijden achter onder de kar hangt en een stok van ongeveer een meter die de berrie steunt en die bij het rijden onder de berrie hangt. De woordtypes houweel en hak zijn voorbeelden van betekenisverschuiving: toen de wegen nog niet geasfalteerd waren en bijgevolg soms slecht berijdbaar waren, had de boer een hak bij zich waarmee hij de wielen vrij kon maken als de kar of wagen vastgereden was. Deze hak werd ook gebruikt als steun voor de berries. Later, toen de wegen beter werden, was deze hak niet meer nodig en werd de steun, die in de plaats van de eigenlijke hak kwam, soms ook "hak" of "houweel" genoemd. Het eerste deel van het lemma is samengesteld uit benamingen die voor de drie types karsteun gelden. De meervoudsvormen zijn wel steeds benamingen voor de berriestutten (de derde bovenvermelde soort). De woordtypes waarbij door een toegevoegd adjectief of het eerste lid van de samenstelling duidelijk wordt om welke karsteun het gaat, staan onder A. Zware karsteun, B. Lichte karsteun en C. Berriestut. [N 17, 40 + 77 + 78 + 79 + 99; N G, 62a + 63a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; R 14, 23e; monogr.] I-13
kat kat: kát (Stevoort) kat [Goossens 1b (1960)] III-2-1
katholiek katholiek (<fr.): inne katoliek (Stevoort) Een katholiek: bestaat er een scheldnaam (vooral in verkiezingstijd gebezigd)? [ZND 27 (1938)] III-3-3
katoen katoen: katǫwjn (Stevoort) Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.] II-7
kauw torenkraaitje: torekreike (Stevoort) kauw III-4-1
kazuifel kazuifel: [sic]  ketzuifel (Stevoort) Een kazuifel (misgewaad; de uitspraak juist weergeven). [ZND 36 (1941)] III-3-3
keel strot: strő̄.t (Stevoort) Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9
keel, strot strot: stro:t (Stevoort) strot [RND] III-1-1
keelpijn keelpijn: ki.əlpɛ:in (Stevoort) keelpijn [RND] III-1-2
keep kweker: kweiker (Stevoort), spaanse botvink: spôanse botvink (Stevoort) noordvink III-4-1