25148 |
rukwind |
stoot:
stoët (L296p Steyl)
|
windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34024 |
rund |
rind:
reŋk (L296p Steyl)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
hoorsel (L296p Steyl, ...
L296p Steyl,
L296p Steyl,
L296p Steyl,
L296p Steyl)
|
horzel [SGV (1914)] || paardenhorzel (eieren in de haren van paarden, larven in maag en darmen) [DC 18 (1950)] || paardenwesp [Roukens 03 (1937)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] || schapenhorzel (larven in de neusholte) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
beesten:
bīǝstǝ (L296p Steyl)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
24371 |
rups |
rups:
roeps (L296p Steyl, ...
L296p Steyl)
|
rups [SGV (1914)]
III-4-2
|
17832 |
rusten |
rusten:
röste (L296p Steyl)
|
rusten [SGV (1914)]
III-1-2
|
25042 |
ruw, ruig |
ruig:
ruug (L296p Steyl),
ruw:
rouw (L296p Steyl)
|
ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)]
III-4-4
|
24682 |
sap in planten |
sap:
sap (L296p Steyl)
|
Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33584 |
sap van een vrucht |
sap:
sap (L296p Steyl),
sàp (L296p Steyl)
|
Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
I-7
|