e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Steyl

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sneeuwen sneeuwen: sjnīue (Steyl), snieuwwe (Steyl) sneeuwen [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
sneeuwx sneeuw: sjnīē (Steyl), snie (Steyl) sneeuw [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
snijbiet snijbiet: šnībīt (Steyl) Beta vulgaris L. var. cicla L. De snijbiet is een variëteit van de voederbiet speciaal gekweekt voor het blad dat als spinazie kan worden gebruikt. Evenals rode biet hoort de snijbiet eerder bij de moestuin- dan bij de akkergewassen. Het lemma staat toch hier vanwege de "lexicale nabijheid" met andere bieten en knollen. [A 13, 2d; monogr.] I-5
snijtand snijtand: snīētandj (Steyl) snijtand [DC 01 (1931)] III-1-1
snoepen snoepen: sjnoepe (Steyl) snoepen [SGV (1914)] III-2-3
snoepgoed slok: sjlôk (Steyl) snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)] III-2-3
snoepje babbelaar: babbeléér (Steyl) snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)] III-2-3
snoer smikketouw: šmekǝtǫu̯ (Steyl) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10
snor snor: sjnor (Steyl), snòr (Steyl), šnor (Steyl), snorbaard: sjnŏrbaard (Steyl) snor (knevel) [DC 01 (1931)] || snorbaard [SGV (1914)] III-1-1
snotneus snotnaas: sjnotnaas (Steyl), Note v.d. invuller: heeft aparte o, niet ò noch ó.  sjnòtnaas (Steyl) snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)] III-1-4