19659 |
stofblik |
blik:
bleek (L296p Steyl),
bleek met hankvèger (L296p Steyl),
blek (L296p Steyl),
blēk (L296p Steyl)
|
blik (van stoffer en ~) [SGV (1914)] || stofblik [DC 15 (1947)] || stoffer en blik samen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20519 |
stokvis |
gedroogde vis:
gedrūūgde vis (L296p Steyl),
gezouten vis:
gezāāte vis (L296p Steyl)
|
bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24995 |
stollen |
stollen:
sjtŏlle (L296p Steyl)
|
stollen [SGV (1914)]
III-4-4
|
19559 |
stolp |
stolp:
sjtölp (L296p Steyl)
|
stolp [SGV (1914)]
III-2-1
|
18843 |
stomverbaasd |
verstomd:
versjtŏmd (L296p Steyl)
|
verstomd [SGV (1914)]
III-1-4
|
19820 |
stoof, voetenwarmer |
stoof:
sjtoof (L296p Steyl)
|
stoof [SGV (1914)]
III-2-1
|
21252 |
stoomboot |
stoomboot:
sjtoumbōēt (L296p Steyl)
|
stoomboot [SGV (1914)]
III-3-1
|
34577 |
stootring |
as:
as (L296p Steyl)
|
Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.]
I-13
|
19698 |
stop voor fles of kruik |
stop:
sjtŏp (L296p Steyl)
|
stop [SGV (1914)]
III-2-1
|
33104 |
stoppelland |
stoppelveld:
stǫpǝl˲vęlt (L296p Steyl)
|
Het akkerland waarop stoppels staan; zie het vorige lemma ''stoppels'' (5.2.8). Voor de fonetische documentatie van het woord stoppelen, zie ook het lemma ''stoppels'' (5.2.8). [N 15, 51; add. uit N 6, 7; monogr.]
I-4
|