e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Steyl

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
troosten; troost troosten: trūūste (Steyl) troosten [SGV (1914)] III-1-4
tros vruchten tros: trŏĕs (Steyl) Een tros van twee of meer vruchten (resel, rist, tros, klis, trobbel, trossel, troppel, ritsel, bak, trochel). [N 82 (1981)] I-7
tuiertouw, tuierketting touw: tǫu̯ (Steyl) Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b] I-11
tuin hof: hoaf (Steyl) hof [SGV (1914)] III-2-1
tuinhuisje zomerhuisje: zomerhuuske (Steyl) priëel [SGV (1914)] III-2-1
turfmolm molm: mölm (Steyl), mø̜lm (Steyl) [SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enqu√™te S samengevoegd met de opgaven van de enqu√™tevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enqu√™tes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24] I-7, II-4
ui, ajuin look: mv hötjes lauk ö = kort  lauk (Steyl) [DC 13 (1945)] I-7
uier uier: yi̯ǝr (Steyl) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uieren zwal op de uier: šwal ǫp dǝ øi̯ǝr (Steyl) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uierkwartier deem: dēm (Steyl) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11