30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (L296p Steyl)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
19597 |
vergiet |
doorslag:
doorslaag (L296p Steyl)
|
Vergiet. Hoe noemt men de van gaten voorziene schotel (gemaakt van aardewerk, email of blik), die wordt gebruikt om b.v. gewassen groente te laten uitdruipen? [DC 14 (1946)]
III-2-1
|
21389 |
vergoeden |
vergoeden:
vergeuje (L296p Steyl)
|
vergoeden [SGV (1914)]
III-3-1
|
21412 |
verhaal |
verhaal:
verhaol (L296p Steyl)
|
verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
opwerme (L296p Steyl)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjoardaag (L296p Steyl)
|
verjaardag [SGV (1914)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrije (L296p Steyl)
|
vrijen [SGV (1914)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrije (L296p Steyl)
|
vrijen [SGV (1914)]
III-2-2
|
21390 |
verklaren |
verklaren:
verkloare (L296p Steyl)
|
verklaren [SGV (1914)]
III-3-1
|
21392 |
verkoper |
verkoper:
verkuiper (L296p Steyl)
|
verkooper [SGV (1914)]
III-3-1
|