23335 |
weerwolf |
weerwolf:
wêrwolf (L296p Steyl)
|
weerwolf [SGV (1914)]
III-3-3
|
20436 |
wees |
wees:
weis (L296p Steyl)
|
wees [SGV (1914)]
III-2-2
|
33663 |
wei |
ondermelk:
oŋǝrmɛlk (L296p Steyl),
wei:
węi̯ (L296p Steyl)
|
Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-11, I-8
|
33658 |
weiland in het algemeen |
wei:
węi̯ (L296p Steyl)
|
Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
17597 |
wenkbrauw |
wenkbrauw:
winkbrauw (L296p Steyl, ...
L296p Steyl,
L296p Steyl)
|
wenkbrauw [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
19071 |
wensen |
wensen:
winse (L296p Steyl)
|
wenschen [SGV (1914)]
III-1-4
|
21485 |
werk (zn) |
werk:
werk (L296p Steyl)
|
werk; ben je klaar met je -? [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
18597 |
werkdaagse jas |
werkdaagse jas:
wĕrdaagse jas (L296p Steyl)
|
werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)]
III-1-3
|
21486 |
werkdag |
werkdag:
wĕrdaagse jas (L296p Steyl)
|
werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)]
III-3-1
|
24330 |
werpen van jongen |
jongen:
WLD
jônge (L296p Steyl)
|
Hoe noemt u een jong ter wereld brengen (jongen, moederen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|