20508 |
een kater hebben |
een kater hebben:
kater hebbe (L296p Steyl)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33722 |
een sloot uitdiepen |
vegen:
vē̜gǝ (L296p Steyl)
|
Het uitdiepen of het op diepte houden van een sloot met behulp van een schop, hak, riek, krabber en een zeis. [A 10, 21; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
34542 |
eend |
eend:
ē̜ŋ (L296p Steyl)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
18851 |
eenvoudig |
eenvoudig:
einvoudig (L296p Steyl)
|
eenvoudig [SGV (1914)]
III-1-4
|
24430 |
egel |
stekelvarken:
sjtikkelvĕrreke (L296p Steyl),
stekelverke (L296p Steyl)
|
egel [DC 04 (1936)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
32788 |
eggen |
eggen:
ęqǝ (L296p Steyl)
|
Het land met de eg bewerken, met de eg over het land gaan. Bedoeld wordt die bewerking waarbij de tanden van de eg door de grond gaan. Voor de bewerking van de grond met een ondersteboven gekeerde eg zie men het lemma ''slepen''. De verschillende manieren van eggen komen in de volgende lemmata aan de orde. NB 1. Hieronder worden de typen eegden, egen en eggen onderscheiden. Onder verwijzing naar dit lemma wordt het betrokken woord(deel) in de volgende lemmata door ''eggen'' resp. ''eggen'' gesubstitueerd. 2. In de volgende lemmata is het werkwoordelijk deel eggen bij de dialectvarianten kortheidshalve weggelaten. In verband daarmee wordt eventuele assimilatie c.q. invoeging van een verbindings-n aan het slot van het aan eggen voorafgaande woord(deel) niet tot uitdrukking gebracht. [JG 1a + 1b; N 11, 79; N 11A, 170; N 15, 3; R 3, 4; div.; monogr.]
I-2
|
20526 |
eierkoek |
eierkoek:
eierkook (L296p Steyl)
|
eierkoek; Hoe noemt U: Een zachte koek gebakken van fijn deeg, waarin eieren zijn gekneed (eierkoek, eierstruif, flets) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24478 |
eik |
eik:
-
eik (L296p Steyl)
|
eik [DC 04 (1936)]
III-4-3
|
24479 |
eikel |
eikel:
-
eikels (L296p Steyl, ...
L296p Steyl)
|
eikels zoeken [DC 04 (1936)]
III-4-3
|
24142 |
ekster |
ekster:
ook
êkster (L296p Steyl),
engerst:
aengers (L296p Steyl),
[verbindingsboog boven ng ]
êngers (L296p Steyl)
|
ekster [SGV (1914)]
III-4-1
|