21296 |
balans |
balans:
balans (L296p Steyl)
|
balans [SGV (1914)]
III-3-1
|
20695 |
balkenbrij |
kruipuit:
karboet (L296p Steyl),
( oe gerekt)
karbōēt (L296p Steyl)
|
balkenbrij [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-3
|
19351 |
balorig |
balstaartig:
balsjtertig (L296p Steyl)
|
baloorig [SGV (1914)]
III-1-4
|
32309 |
band |
band:
baŋk (L296p Steyl),
reep:
ręjp (L296p Steyl)
|
In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.]
II-12
|
21297 |
bandiet |
bandiet:
bandiet (L296p Steyl)
|
bandiet [SGV (1914)]
III-3-1
|
18173 |
barrevoets |
barvoets:
Pleonasme: met de bervusse veut!
bĕrvus, bĕrves (L296p Steyl)
|
barrevoets [SGV (1914)]
III-1-3
|
23197 |
bedevaart |
bedevaart:
beivaart (L296p Steyl)
|
bedevaart [SGV (1914)]
III-3-3
|
18965 |
bedriegen |
bedriegen:
bedreege (L296p Steyl)
|
bedriegen [SGV (1914)]
III-1-4
|
18825 |
bedroefd |
bedroefd:
bedreuf (L296p Steyl)
|
bedroefd [SGV (1914)]
III-1-4
|
33660 |
beemd |
beemd:
bāmp (L296p Steyl)
|
Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.]
I-8
|