e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ham, hesp schink: sjènk (Stokkem), še.ŋk (Stokkem), verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)  šɛ.ink (Stokkem) ham [Goossens 1b (1960)] || hesp [ZND 24 (1937)] III-2-3
hamer om te voren boordhamer: bø̜rāmǝr (Stokkem) Hamer waarvan de kop uitloopt in twee dwars op de steel staande pennen. De hamer dient om groeven in bladmetaal aan te brengen. Zie ook afb. 157. [N 33, 58] II-11
hamer van de klepklok trumphamer: trumphamer (Stokkem) De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hamerslag hamerslag: āmǝrslāx (Stokkem) Het resultaat van het verdumpelen: deukjes en kuiltjes in het oppervlak van het koperen voorwerp. Zie ook het vorige lemma. [N 66, 32b] II-11
hamerslag aanbrengen dumpelen: dømpǝlǝ (Stokkem) Ter versiering in het oppervlak van het koperen werkstuk door middel van een hamer oneffenheden aanbrengen. In L 266 werd dit werk met behulp van de klophamer gedaan. [N 66, 32a] II-11
hand hand: ant (Stokkem) hand [ZND m] III-1-1
handgeld handgeld: ps. omgespeld volgens Frings. De -tekentjes heb ik geïnterpreteerd als een "glottishslag"(¿).  hantʔgeͅltʔ (Stokkem) eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
handig handig: enjig (Stokkem), ennig (Stokkem) handig III-1-4
handkar stootkar: stuǝtkar (Stokkem) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handlanger opperknecht: upǝrknɛx (Stokkem) Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld] II-9