e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haver haver: ā.vǝr (Stokkem) Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
haverkist, hakselkist haverekist: hāvǝrǝkes (Stokkem), haverkist: [haver]kes (Stokkem) De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.] I-6
haverkorfje haverenkop: hāvǝrǝkǫp (Stokkem) Korfje uit stro en twijgen gevlochten waarmee men haver voor het paard in afmeet. De inhoud is ongeveer 3 kg. Men bindt het ook wel aan de muil van het paard om te beletten dat het ergens aan vreet, bijvoorbeeld bij het maaien. [N 18, 112] I-11
havermout havermout: hāvərmōͅu̯t (Stokkem) Havermout [N 16 (1962)] III-2-3
havermoutpap havermoutepap: hāvərmōͅu̯təpap (Stokkem) Pap van havermout (haavere moute pap?) [N 16 (1962)] III-2-3
haverzak haverzak: (h)āvǝrzak (Stokkem), kopzak: kǫp˲zak (Stokkem) Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.] I-10
hazelnoot hazenoot: assenoat (Stokkem) hazelnoot III-4-3
hazenleger leger: leger (Stokkem) leger, ligplaats ve haas [DC 54 (1979)] III-4-2
hecht van een mes steel: štēl (Stokkem) handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] III-2-1
hechten hechten: ęxtǝ (Stokkem), punten: pøntǝ (Stokkem) Het werkstuk met behulp van soldeersel op enkele punten vastzetten, zodat het niet kan verschuiven. [N 64, 28c] II-11