e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lederen pantoffel slof: šloffe (Stokkem) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
leeg, niets bevattend leeg: lēͅx (Stokkem), lɛ.x (Stokkem) Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)] III-4-4
leegloper leegganger: laeggènger (Stokkem), lege: laege (Stokkem) leegloper III-1-4
leemspecie vulsel: vø̜lsǝl (Stokkem) Het mengsel van leem, koemest, strohaksel en in een aantal plaatsen ook varkens-, paarde-, of mensenhaar, waarmee het vlechtwerk wordt dichtgepleisterd. Zie voor het woorddeel 'kleen-' in het woordtype 'kleenleem' (Q 18) ook het lemma 'Bepleisteren'. [N 4A, 53c; N 31, 45c; div.] II-9
leep, doortrapt loos: loeês (Stokkem) sluw III-1-4
leerrede homilie (<gr.): omilie (Stokkem) Een leerrede, een tekstverklarende preek, homilie. [N 96B (1989)] III-3-3
leeuw leeuw: ene liihee(w) (Stokkem), lieuw (Stokkem), lieëw (Stokkem) leeuw [GTRP (1980-1995)] || Leeuw. [Willems (1885)] III-3-2
leeuwenbek leeuwenmuiltje: lieëwemèuilke (Stokkem) leeuwebekje III-4-3
lege eerste koe mastrind: masrɛnt (Stokkem) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
leggen leggen: legə (Stokkem) leggen [ZND m] III-1-2