e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peuk stompje: stumpke (Stokkem) sigarettenpeuk III-2-3
peul schaal: šāl (Stokkem) groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)] III-2-3
peul, dop (znw) schaal: ša:l (Stokkem), šāl (Stokkem), šālə (Stokkem) [Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)] I-7
peulen, doppen (ww.) uitdoen: ū.dū.n (Stokkem), ūtūn (Stokkem), uitkeveren: u.tkeɛvorə (Stokkem) [Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)] I-7
peulerwten erwten met de schalen: eͅrtə meͅtəšālə (Stokkem) [Goossens 1b (1960)] I-7
piekeren prakkiseren: he zoot daor altied mer te prakkezeeren (Stokkem), əzatɛ altitə prakəzerə (Stokkem) hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)] III-1-4
piepen piepen: pipǝ (Stokkem) Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.] I-12
pijl pijl: peel (Stokkem), peel, pieël (Stokkem), pieël, peel (Stokkem) Pijl. [Willems (1885)] III-3-2
pijn pijn: pe.in (Stokkem), pɛin (Stokkem) pijn [RND] || pijn: De handen van dat kleine kindje doen zeer [ZND 44 (1946)] III-1-2
pijnscheut steek: [-> lm. pijnscheut, rk]  stiek in den zij (Stokkem) Een steek in de zij? ( is vaak het gevolg van hardlopen) [DC 60 (1985)] III-1-2