e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sok, mof koppeling: kǫpǝleŋ (Stokkem), mof: mof (Stokkem) De eenvoudigste en meest voorkomende fitting, bestaande uit een pijpstukje met binnendraad, waarin de beide te verbinden pijpen worden vastgeschroefd, nadat men de beide draadvlakken eerst van dichtingsmateriaal heeft voorzien. Zie ook afb. 265. [N 64, 118a-b; monogr.] II-11
sokophouder bretel (<fr.): bretèlle (Stokkem) sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)] III-1-3
soldaat soldaat: səldo.t (Stokkem) soldaat [RND] III-3-1
soldaatjes krapjes: krɛpkəs (Stokkem) Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)] III-2-3
soldaten soldaten: səldo.tə (Stokkem) soldaten [RND] III-3-1
soldatenkerkhof soldatenkerkhof: soldaotekirkhof (Stokkem) Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)] III-3-3
soldeerbout soldeerbout: sǫldērbǫwt (Stokkem) In het algemeen het werktuig waarmee men soldeert. Met een verhitte soldeerbout kan het soldeersel vloeibaar gemaakt worden. Er bestaan verschillende soorten soldeerbouten. Zie ook de lemmata "vuursoldeerbout", "benzinesoldeerbout", "gassoldeerbout" en "elektrische soldeerbout". [N 33, 195a-b; N 64, 16a; monogr.] II-11
soldeerhout soldeerhout: sǫldērǫwt (Stokkem) Plat stuk hout dat wordt gebruikt om tijdens het solderen op de platen te drukken. Zie ook afb. 193. [N 64, 22] II-11
soldeerknoop knoop: knǫwp (Stokkem) Knoopvormig afgewerkte soldeerverbinding bij loden buizen. Zie ook afb. 195. Om het uitvloeien van het soldeer te beperken en een mooie, recht afgewerkte soldeerknoop te verkrijgen, kon volgens Van Houcke (pag. 810) een met olie vermengde verf van zwartsel of lampenzwart gebruikt worden. Op plaatsen waar deze verf gestreken werd, vatte het soldeer niet. [N 64, 29a; monogr.] II-11
soldeerlamp braseerlamp: brasērlamp (Stokkem), soldeerlamp: sǫldērlamp (Stokkem) Brander waarmee een vlam kan worden ontwikkeld die heet genoeg is om soldeer te doen smelten en om soldeerbouten te verhitten. Zie ook afb. 188. Als brandstof voor de soldeerlamp werd door de informanten genoemd: zuivere benzine (L 423), benzine (Q 117, Q 118), gasoline (Q 121c) en lichte naphte (L 414). [N 33, 196a-b; N 64, 17a; monogr.] II-11