e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
torenhaan t hantje van dn taore?].: den aan (Stokkem) De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)] III-3-3
torenspits spits: spits (Stokkem) De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)] III-3-3
torenuurwerk kerkklok: kirkklok (Stokkem) Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)] III-3-3
torenvalk valk: valk (Stokkem) valk [Willems (1885)] III-4-1
tortelduif lachduif: lachdouf (Stokkem, ... ) tortelduif || Tortelduif. III-3-2, III-4-1
touw om het hooi vast te sjorren bindtouw: bęnjtǫu̯ (Stokkem) Zowel om de hooiboom aan de kar vast te sjorren, alsook om de lading zelf vast te zetten als er geen hooiboom op de lading werd gelegd, werden er doorgaans twee lange stevige touwen gebruikt. Het één werd aan de voorkant van de wagen aan één van de burries (of aan beide) vastgemaakt, of aan een speciaal daartoe aangebrachte ijzeren pin of ring. Aan de achterkant van de wagen werd het touw ofwel ook aan een haak of ring vastgezet en dan door middel van een blok of klos aangespannen of met een knevel aangedraaid, ofwel werd het door een soort windas gehaald, de vregelpaal die onder in de bak van de kar was gemonteerd en dan vast aangedraaid met de vregelstok; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''.' [JG 1d, 2c; A 34, 8 en 12a; add. uit N 17, 71; N 18, 140; A 34, 7, 9 en 12b; Gwn 7, 11; monogr.] I-3
touwtjespringen koordjespringen: /  kördje sprëngen (Stokkem), touwtjespringen: /  tuwke sprénge (Stokkem) / [SND (2006)] || koordje springen [SND (2006)] III-3-2
traag langzaam: lansem (Stokkem) traag III-1-4
trapleuning leen: lē̜n (Stokkem), leun: lø̜̄n (Stokkem) Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.] II-9
trappist trappist: Trappist (Stokkem) Een Trappist [Latrap]. [N 96D (1989)] III-3-3