e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de akker bewerken labeuren: labø̄rǝ (Stokkem), labø̜̄rǝ (Stokkem) Al het werk op de akker samen (bemesten, ploegen, eggen, rollen enz.) kan als één geheel gezien worden. Het werk op de akker staat dan in tegenstelling tot het werk op de boerderij. Het woord labeuren blijkt de volgende betekenisnuances te hebben: a. al het werk op de akker tot deze gereed is om bezaaid of beplant te worden, b. al het werk op de akker, het zaaien of planten inbegrepen, c. al het werk op de akker in het algemeen, soms met inbegrip van het oogsten. Vaak heeft het de bijbetekenis van zwaar werk verrichten. Opgaven van labeuren de zin van "het boerenbedrijf uitoefenen" of met "zwaar werk doen" als hoofdbetekenis zijn hier niet opgenomen. [N 5A, 95a add.; N 11A, 132 add.; N 11A, 143; JG 1a + 1b; L 37, 11c; monogr.] I-1
de avond luiden het avondklokje luiden: ōͅvəntkləkskə (Stokkem) Het angelus luiden aan het begin van de avond [het luidt......?] [de koster luidt......?]. [N 96A (1989)] III-3-3
de berg afrollen afrollen: de berg aafrollen (Stokkem), Nieuw.  də bɛ.rch avrolə (Stokkem), aftrullen: de berg aafdrullen (Stokkem), Gewoon  də bɛ.rch avdrølə (Stokkem) de berg afrollen [ZND 41 (1943)] III-1-2
de catechismusles bijwonen naar de christenlering gaan: nao de kristeliering gaon (Stokkem) De katechismusles bijwonen. [N 96D (1989)] III-3-3
de catechismusles verzuimen de christenlering brossen: de kristeliering brosse (Stokkem) De katechismusles verzuimen. [N 96D (1989)] III-3-3
de communie brengen aan een zieke de communie (<lat.) brengen: de kemmunie brenge (Stokkem), ons heer brengen: ons ier brenge (Stokkem) De communie brengen aan een zieke thuis, bijv. op de eerste vrijdag van de maand [inne ózzen Herrejot bringe, inne verzieë]. [N 96D (1989)] III-3-3
de dode naar de kerk brengen de kist dragen: de kis drage (Stokkem), het lijk dragen: het liek drage (Stokkem) het lijk naar de kerk brengen [bijv. door buurtbewoners] [N 96D (1989)] III-2-2
de doodsklok luiden overluiden: euverloeje (Stokkem) Het luiden voor iemand die pas gestorven is, een overledene overluiden [t loet tsóm doeëd, de doodsklok luiden, iemand ovverluuje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
de echtelijke staat getrouwd zijn, het -: getrauwd zien (Stokkem) de echtelijke staat, het gehuwde leven [ieësjtand] [N 96D (1989)] III-2-2
de eg eegd/eeg: ē̜x (Stokkem  [(pl ę̄gǝ)]  ) Het vanouds bekende, uit een raam met pinnen bestaand werktuig, waarmee akkerland oppervlakkig bewerkt wordt. Dit lemma betreft de eg in het algemeen; benamingen voor de eg naar de vorm, naar het materiaal waarvan ze gemaakt kan zijn, en naar het te verrichten werk vindt men in de volgende lemmata. Hieronder worden de typen eegde, eegd/eeg en eg onderscheiden. Onder eegd/eeg zijn dialectvarianten met en zonder dentaal bijeengezet, omdat het i.v.m. met mogelijke apocope van de dentaal niet steeds duidelijk is of ze het ene dan wel het andere type vertegenwoordigen. In verband hiermee zijn achter de plaatsnummers (soms achter de enkelvoudsvarianten) ook de opgegeven meervoudsvormen vermeld. Onder verwijzing naar het hier gemaakte onderscheid (eegde, eeg(d), eg) wordt in de volgende lemmata het betrokken woord(deel) in de typen door [eg [JG 1a+ 1b; N 11, 67; N 11A, 154a; N 15, 4; N J, 10; N P, 18a; L 33, 52; A 13, 16a; A 40, 9; Gwn 7, 3; div.; monogr.] I-2