23426 |
godslamp |
godslamp:
gaodslamp (L423p Stokkem)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23961 |
godslasteren |
vloeken:
vlooke (L423p Stokkem)
|
Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23960 |
godslastering |
vloek:
vlook (L423p Stokkem)
|
Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34324 |
goed groeiend varken |
voorloper:
vø̄rlø̄pǝr (L423p Stokkem)
|
[N 76, 17; JG 1a]
I-12
|
34172 |
goed liggen |
goed liggen:
goed liggen (L423p Stokkem)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
34120 |
goede vleeskoe |
vleeskoe:
vlęi̯skō (L423p Stokkem)
|
Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b]
I-11
|
23796 |
goede vrijdag |
goede vrijdag:
gooie vriedig (L423p Stokkem)
|
De vrijdag in de week vóór Pasen, Goede vrijdag [Kaarvriediech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23792 |
goede week |
goede week:
gooi week (L423p Stokkem)
|
De week vóór Pasen [gooj week, kaarwèch]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
33024 |
goede- opbrengst geven |
lukken:
lukken (L423p Stokkem)
|
Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39]
I-4
|
19102 |
goedheid |
goedigheid:
ook materiaal znd 24, 20
gōtəxɛ̄id (L423p Stokkem)
|
goedheid [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|