21326 |
goedkoop |
goedkoop:
das gōjəkaup (L423p Stokkem)
|
Dat is goedkoop [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21512 |
goedkoopst |
goedkoopste:
gōjəkaupstə (L423p Stokkem)
|
goedkoopst [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21477 |
goedkoper |
beterkoper:
bi.ɛtərkaupər (L423p Stokkem),
goedkoper:
gōjəkaupər (L423p Stokkem)
|
goedkoper [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
18954 |
goedzak |
bluts:
blötsj (L423p Stokkem),
labbes:
laapes (L423p Stokkem),
lobbes:
lobbes (L423p Stokkem),
sok:
ook materiaal znd 24, 22
zoͅk (L423p Stokkem)
|
goedhartige naïeve vrouw || goedige kerel || goedige vent || goedzak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17903 |
gooien |
gooien:
gu:jə (L423p Stokkem),
xu.ijə (L423p Stokkem)
|
Ge moet uw geld niet in het water gooien (smijten, werpen, ...). [ZND 44 (1946)] || niets op de grond werpen ! [ZND 24 (1937)]
III-1-2
|
19570 |
gootsteen |
pompensteen:
pompəsteͅi̯n (L423p Stokkem)
|
gootsteen
III-2-1
|
30211 |
gording |
worm:
wø̜rm (L423p Stokkem)
|
Zie kaart. Dwarsbalk die met behulp van klossen boven op het spantbeen wordt aangebracht. De gording draagt met haar uiteinden ongeveer 10 cm in de topgevels. Op de gordingen worden in dwarsrichting de kepers bevestigd. Vgl. afb. 49h. Zie voor het woordtype 'worm' ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291 s.v. 'worm', 'den': ø̄Slach van kepers. Ook in Limb. gebruikt overalø̄ en RhWb (ix) (Lieferung 8/9), kol. 576 s.v. 'Wirme', ø̄Dachpfette, auf der die Sparren aufliegen.ø̄ [N 54, 160; monogr.; N 31, 38 add; div.]
II-9
|
21627 |
gouden twintig frank |
napoleon:
ps. omgespeld volgens Frings.
napōlējoͅn (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem)
|
Betekenis en uitspraak van: napoleon? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] || gouden munt van 20 franc [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33048 |
graan maaien met de zeis |
zeissemen:
zē̜i̯sǝmǝ (L423p Stokkem)
|
Het afmaaien van het graan met de zeis. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en kaart 19 "graan maaien met zicht en zeis". De "maaien"-opgaven van vraag N 15, 15a uit die plaatsen waar in vraag 14 is opgegeven dat het graan er met de zicht werd gemaaid (zie kaart 19), moeten als twijfelachtig worden beschouwd; men maaide er immers met de zicht. Wellicht is de zegsman op een dwaalspoor gebracht omdat er eerst naar het maaien met de zeis en pas daarna naar het maaien met de zicht is gevraagd. Vergelijk het lemma ''gras (af)maaien'' (3.1.2) in aflevering I.3. [N 15, 15a; monogr.]
I-4
|
33085 |
graan stapelen in de schuur |
bermen:
b˙ɛrǝmǝ (L423p Stokkem)
|
Wanneer men met de oogstkar bij de boerderij is aangekomen, worden de schoven in de schuur opgetast, in afwachting van het dorsen. Dit gebeurt in een ruimte naast de dorsvloer, het schuurvak, of, bij plaatstekort, op een tijdelijk geconstrueerde schelf boven de dorsvloer. Zie hiervoor aflevering I.6 over Bedrijfsruimten van de boerderij. Zie ook het lemma ''korenmijt'' (5.1.18). In dit lemma staan de opgaven voor het tassen van de schoven bijeen. [N 5A, 69c; N 15, 46; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|