20820 |
ham, hesp |
schink:
sjènk (L423p Stokkem),
še.ŋk (L423p Stokkem),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)
šɛ.ink (L423p Stokkem)
|
ham [Goossens 1b (1960)] || hesp [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
31461 |
hamer om te voren |
boordhamer:
bø̜rāmǝr (L423p Stokkem)
|
Hamer waarvan de kop uitloopt in twee dwars op de steel staande pennen. De hamer dient om groeven in bladmetaal aan te brengen. Zie ook afb. 157. [N 33, 58]
II-11
|
23461 |
hamer van de klepklok |
trumphamer:
trumphamer (L423p Stokkem)
|
De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31687 |
hamerslag |
hamerslag:
āmǝrslāx (L423p Stokkem)
|
Het resultaat van het verdumpelen: deukjes en kuiltjes in het oppervlak van het koperen voorwerp. Zie ook het vorige lemma. [N 66, 32b]
II-11
|
31686 |
hamerslag aanbrengen |
dumpelen:
dømpǝlǝ (L423p Stokkem)
|
Ter versiering in het oppervlak van het koperen werkstuk door middel van een hamer oneffenheden aanbrengen. In L 266 werd dit werk met behulp van de klophamer gedaan. [N 66, 32a]
II-11
|
17659 |
hand |
hand:
ant (L423p Stokkem)
|
hand [ZND m]
III-1-1
|
21519 |
handgeld |
handgeld:
ps. omgespeld volgens Frings. De -tekentjes heb ik geïnterpreteerd als een "glottishslag"(¿).
hantʔgeͅltʔ (L423p Stokkem)
|
eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18906 |
handig |
handig:
enjig (L423p Stokkem),
ennig (L423p Stokkem)
|
handig
III-1-4
|
34566 |
handkar |
stootkar:
stuǝtkar (L423p Stokkem)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
27222 |
handlanger |
opperknecht:
upǝrknɛx (L423p Stokkem)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld]
II-9
|