| 32977 |
haver |
haver:
ā.vǝr (L423p Stokkem)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
| 33386 |
haverkist, hakselkist |
haverekist:
hāvǝrǝkes (L423p Stokkem),
haverkist:
[haver]kes (L423p Stokkem)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
| 34285 |
haverkorfje |
haverenkop:
hāvǝrǝkǫp (L423p Stokkem)
|
Korfje uit stro en twijgen gevlochten waarmee men haver voor het paard in afmeet. De inhoud is ongeveer 3 kg. Men bindt het ook wel aan de muil van het paard om te beletten dat het ergens aan vreet, bijvoorbeeld bij het maaien. [N 18, 112]
I-11
|
| 20675 |
havermout |
havermout:
hāvərmōͅu̯t (L423p Stokkem)
|
Havermout [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20607 |
havermoutpap |
havermoutepap:
hāvərmōͅu̯təpap (L423p Stokkem)
|
Pap van havermout (haavere moute pap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 33994 |
haverzak |
haverzak:
(h)āvǝrzak (L423p Stokkem),
kopzak:
kǫp˲zak (L423p Stokkem)
|
Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.]
I-10
|
| 21000 |
hazelnoot |
hazenoot:
assenoat (L423p Stokkem)
|
hazelnoot
III-4-3
|
| 24320 |
hazenleger |
leger:
leger (L423p Stokkem)
|
leger, ligplaats ve haas [DC 54 (1979)]
III-4-2
|
| 19534 |
hecht van een mes |
steel:
štēl (L423p Stokkem)
|
handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 31521 |
hechten |
hechten:
ęxtǝ (L423p Stokkem),
punten:
pøntǝ (L423p Stokkem)
|
Het werkstuk met behulp van soldeersel op enkele punten vastzetten, zodat het niet kan verschuiven. [N 64, 28c]
II-11
|