e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kamerjas peignoir (fr.): peŋəwār (Stokkem) kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)] III-1-3
kamerschieten kamers schieten: kamers scheete (Stokkem) Het gebruik om tijdens het rekken van de processie donderbussen af te schieten [kamere aafsjisse]. [N 96C (1989)] III-3-2
kamille (alg.) kamille: -  kemil (Stokkem), kemilj (Stokkem), kamillebloem: -  kəmilləbləum (Stokkem) echte kamille [DC 50 (1975)] || kamille [ZND 34 (1940)] III-4-3
kamizool kamizooltje (<fr.): betekenis: gilet  kaməzøͅlkə (Stokkem) kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
kanaal kanaal: an dən aŋərə kant van də knāl (Stokkem) Aan genen kant (niet aan deze kant) van het kanaal [ZND 24 1937)] III-3-1
kandelaar luchter: løxtəR (Stokkem) Kandelaar. Hoe heet een kandelaar, zoals er vroeger langs beide zijden op de schoorsteen stonden ? [ZND 37 (1941)] III-2-1
kandelaar op het altaar kandelaar: kandeleirs (Stokkem), luchter: luchters (Stokkem) De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)] III-3-3
kandijsuiker borstsuiker: borssôkker (Stokkem) kandijsuiker III-2-3
kanunnik kanunnik (<lat.): kennunik (Stokkem) Een wereldlijke R.K. geestelijke die deel uitmaakt van een kapittel van een kathedrale kerk, kanunnik. [N 96D (1989)] III-3-3
kap aan de vlegelknuppel kap: kap (Stokkem) In tegenstelling tot de kap aan de vlegelstok die van ijzer is, is de kap aan het slaghout van leer. De meest voorkomende vorm van deze kap is een zeer stevig stuk taai varkensleer (in Q 9: van ezelleer); aan de uiteinden zitten enkele gaatjes, waar een leren veter doorheen wordt gehaald waarmee de kap, met een lus, om de vlegelknuppel wordt vastgesnoerd. Daartoe zijn in de enigszins afgeplatte kant van de knuppel enkele (doorgaans drie) inkepingen gemaakt waar de veters doorheen lopen. Zie afbeelding 10, d. In L 286 tekent de zegsman een vlegelknuppel met een gat erin, waardoor de vlegelband loopt. [N 14, 3b, 3d en 3e; JG 1a, 1b; monogr.] I-4