33270 |
koolzaadolie |
smout:
smau̯.t (L423p Stokkem)
|
De olie die uit koolzaad wordt geslagen. Al sinds lang gebeurt dit olieslaan uit kool-, raap- en lijnzaad niet meer op de boerderij, maar industrieel. In Limburg is smout de gebruikelijke term voor koolzaadolie; de idiotica en het WNT zijn wat ruimer: ook voor lijnzaadolie en zelfs voor plantaardige olie in het algemeen vindt men er de benaming ɛsmoutɛ, maar in het Truierlands heeft smout ook een zeer algemene betekenis, ook smeerolie wordt eronder verstaan. Bij raapsmout wordt, in Q 9 maar ook elders, uitdrukkelijk opgegeven: "ook koolzaadolie". [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
21499 |
kooppenning |
godsgeld:
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik geïnterpreteerd als een "glottishslag"(¿).
gōͅtsxeͅltʔ (L423p Stokkem)
|
niet vaststaande, kleine som die door de koper aan de verkoper werd gegeven, opdat deze laatste zeker zou zijn dat zijn waar afgehaald (en betaald) zou worden [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23216 |
koor |
koor:
də kû.r van də kirək (L423p Stokkem)
|
Het (of de?) koor van de kerk. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
23435 |
koorbank |
koorbank:
koerbenk (L423p Stokkem)
|
Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23434 |
koorgestoelte |
zingbanken:
zengbenk (L423p Stokkem)
|
Het koorgestoelte: het geheel van zitplaatsen op/in het koor, meestal bestaande uit oplopende banken, bestemd voor monniken of kanunniken. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23541 |
koorhemd |
rochet (fr.):
rochet (L423p Stokkem),
superplie:
superplie (L423p Stokkem)
|
Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23540 |
koorkap |
koorkap:
koerkap (L423p Stokkem),
koormantel:
koermantel (L423p Stokkem)
|
De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23436 |
koorstoel |
koorstoel:
koerstaol (L423p Stokkem)
|
Een koorstal of koorstoel: zetel of zitplaats in een koorbank van het koorge-stoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
koͅrsə (L423p Stokkem),
ku.ərs (L423p Stokkem),
kərsə (L423p Stokkem)
|
hij heeft (de) koorts [ZND 28 (1938)] || koorts [RND], [ZND m]
III-1-2
|
23563 |
koorzanger |
koorzanger:
koerzenger (L423p Stokkem),
zanger:
zenger (L423p Stokkem)
|
Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|