29960 |
kruizeel |
hulp:
ø.lǝp (L423p Stokkem),
kruikarrenhulp:
krūkarǝnølǝp (L423p Stokkem)
|
Riem die om de schouders gelegd wordt en aan de berries van de kruiwagen wordt vastgemaakt om het werk van de voerder te verlichten. Zie ook het lemma kruizeel in wld II.9. [N 18, 99, 100; JG 1a; JG 1b; JG 2a; JG 2b; JG 2c; L B, 90; L 35, 31; A 42, 16; monogr]
I-13
|
34321 |
krul in de staart |
krol:
krol (L423p Stokkem)
|
[N 76, 16]
I-12
|
34382 |
kudde schapen |
kooi:
kui̯ (L423p Stokkem),
kud:
kød (L423p Stokkem),
køt (L423p Stokkem)
|
[JG 1a, 1b, 2c; L 6, 25b; A 4, 18; L 20, 18; monogr.]
I-12
|
34299 |
kudde volwassen varkens |
toom:
tau̯m (L423p Stokkem)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor "kudde dieren" in het algemeen en "kudde varkens" in het bijzonder opgenomen. Zowel in de "Amsterdamse" als "Leuvense" vragenlijsten was gevraagd naar "kudde dieren". Dieren konden varkens, schapen, koeien, ganzen zijn. De antwoorden die betrekking hadden op specifiek "kudde schapen", "kudde ganzen" zijn bij het hoofdstuk schapen, ganzen ondergebracht. [N 76, 2; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; monogr.]
I-12
|
34475 |
kuiken |
kuik:
kȳ.k (L423p Stokkem),
kȳkǝ (L423p Stokkem),
kuiken:
kȳkǝn (L423p Stokkem),
kuikje:
kȳkskǝ (L423p Stokkem)
|
Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.]
I-12
|
20463 |
kuis, ingetogen |
zuiver:
zuver (L423p Stokkem)
|
kuis, zuiver [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23956 |
kuisheid |
zuiverheid:
zuverheid (L423p Stokkem)
|
Kuisheid, zuiverheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17773 |
kuit |
brade:
braoj (L423p Stokkem),
geut:
goat (L423p Stokkem),
kraaltjes:
krelkes (L423p Stokkem),
kuit:
kuut (L423p Stokkem),
RK -> kuit
ky(3)̄te (L423p Stokkem),
RK: kuit ?
ky(3)̄te (L423p Stokkem)
|
haringeitjes || hoe heet men de knieboog, d.w.z. de plooi achter in het been op de hoogte van de knie ? [ZND 36 (1941)] || kuit (van een been) [ZND 01 (1922)] || viskuit
III-1-1, III-4-2
|
18545 |
kuitbroek |
culottebroek (<fr.):
kloͅtbrok (L423p Stokkem),
Pijpen onder de knie dichtgebonden of geknoopt.
klotbrook (L423p Stokkem)
|
culot, in de betekenis van soort broek; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kuitbroek of kniebroek (vero) waarvan de pijpen juist onder de knieën werden dichtgebonden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22818 |
kunst |
kunst:
køns (L423p Stokkem)
|
Kunst. [ZND m]
III-3-2
|