22888 |
linksachter |
linksback (<eng.):
lenksbak (L423p Stokkem)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
31438 |
linkse schaar |
linkse scheer:
lęŋksǝ šīr (L423p Stokkem)
|
In het algemeen een schaar die door de stand van bekken en benen geschikt is voor het gebruik in de linkerhand. [N 64, 3b; N 66, 4b]
II-11
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkse poot:
ənə lɛŋksə pu:t (L423p Stokkem),
linkse, een -:
lenkse (L423p Stokkem),
n lènksə (L423p Stokkem),
ənə lɛŋksə (L423p Stokkem)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)] || Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Het is een ... [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
22881 |
linksvoor |
linksbuiten:
lenksboete (L423p Stokkem),
linkse extrme (fr.):
linksekstrêem (L423p Stokkem)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
17617 |
lip |
lip:
løp (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem,
L423p Stokkem)
|
lip [RND], [ZND m] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
23731 |
litanie van de rozenkrans |
litanie (<lat.):
litteni-j (L423p Stokkem)
|
De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18051 |
litteken |
lijnteken:
li:ntɛikə (L423p Stokkem),
lienteiken (L423p Stokkem),
lintɛjkə (L423p Stokkem),
litteken:
leͅttejkə (L423p Stokkem)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijt de plaats ervan meestal zichtbaar. die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [ZND 49 (1958)] || een litteken [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
23438 |
liturgisch vaatwerk |
heilige vaten:
heilige vaten (L423p Stokkem)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23445 |
liturgische gewaden |
gewaden:
gewade (L423p Stokkem)
|
De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
toeten:
tutǝ (L423p Stokkem)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|